Home

Wie zijn wij

Magda

Wendy

Patrick

Shanti Wlochata Pasha




Zondag 4 september

Weet je het nog? Die zwoele avond in augustus. Het schemerde. Ik liep in het park. Ik was depri. Ik was alleen. Ik had net een zware dag achter de rug; ruzie met de baas, je kent dat wel. Doelloos. Niet echt koersvast; dan weer op het pad, dan weer door het gras. De maling aan alles. Ik deed mijn behoeft achter de lage struiken, niemand die het ziet. Ik slenter verder.

Aan de slootkant keek ik in het water. Ik zag mezelf weerspiegelen: lang blond haar, donkere ogen, grote neus, grote bek. Mijn kapsel zat voor geen meter, verzopen door die laatste regenbui. Mijn voeten zwart van de modder. Modder onder mijn nagels. Terwijl ik daar zo stond rook ik.. rook ik… rook ik iets lekkers. Iets fijns. Iets geweldigs. Ik rook… jou! De zoete geur van zweet en modder. Een weldaad voor mijn neus! Ik hoor je hijgen. Van opwinding of inspanning? Ik weet het niet, maar het klonk me als muziek in mijn grote oren. Wat doe je nu? Je duwt je neus tegen mijn achterste. Ik schrik, spring op en draai me om, en ik zie.. de mooiste vent van het park. De mooiste ogen, je haren keurig geknipt. Je bent een ietsje groter dan ik dus ik kijk tegen je op.

Ik zie je grote neus, je grote bek. Het lijkt wel of je lacht. Ik dacht: “Lach je me nu uit?”. Nee, het is een lag van: “hallo lekkertje, wat doe jij hier zo alleen in het park?”. Je besnuffelt me, eerst mijn neus, dan in mijn nek (waar ik zwaar de rillingen van krijg), mijn flanken, mijn liezen… onder mijn staart. Hmmm, lekkertje, dat doe je goed! Nu ik! Ik draai me om en besnuffel je van kop tot staart; jummie, heerlijk ! “Ga je mee de bosjes in, lekkertje?”, vraag ik recht voor zijn raap. Je zegt niets en gaat me voor. Vlak voor de bosjes blijf je staan. Galant laat je me voor. Ik loop langs jouw goddelijke lijf, vol verwachting, de bosjes in.

Plots blijf ik staan en draai me om. Ik raak in shock: waar ben je nou? Snel ren ik terug, de bosjes uit. Ik kijk links, rechts,…. Je bent… je bent… weg… Ik sprint het hele park in het rond. Eén keer. Twee keer. Drie keer. Maar geen spoor van jou. Jij. Die lekkere vent. Weg. Uitgeput, vol liefdesverdriet, ga ik in het gras liggen. Met een diepe zucht leg ik mijn kop op mijn poten. In mijn gedachten zie ik je nog steeds voor me, als in mijn netvliezen gebrand. Plots besef ik het me: ik weet niet eens hoe je heet! Bedroefd sluit ik mijn ogen, ik blijf hier liggen, misschien kom je zo terug dan ben ik hier gewoon nog. Ik blijf op je wachten. Voor altijd…